Benzineprijzen en accijnzen in Nederland en haar buurlanden: hoe groot zijn de verschillen?
Brandstofprijzen blijven een heet hangijzer in Nederland. Veel automobilisten voelen het elke keer dat ze tanken, zeker nu mobiliteit duur blijft en accijnzen een groot deel van de pompprijs uitmaken. Daarbij komt dat Nederland, vergeleken met buurlanden als België en Duitsland, relatief hoge belastingen heft op brandstoffen. Tegelijkertijd is er sinds 2022 een tijdelijke accijnsverlaging van kracht om de pijn aan de pomp te verzachten. Deze maatregel loopt nog tot eind 2025. Daarna wordt tanken een stuk duurder – tenzij de politiek ingrijpt.
De opbouw van de brandstofprijs
De prijs die automobilisten aan de pomp betalen, bestaat uit meerdere componenten:
- De kale brandstofprijs: afhankelijk van de olieprijs, raffinage en distributiekosten.
- Accijns: een vaste belasting per liter brandstof.
- BTW (21%): wordt geheven over het totaal van de kale prijs én de accijns.
In Nederland maakt belasting meer dan de helft van de benzineprijs uit. Dit maakt het verschil tussen landen enorm.
Accijnzen in Nederland
In reactie op stijgende energieprijzen besloot het kabinet in april 2022 de accijnzen op benzine, diesel en LPG tijdelijk te verlagen. Deze verlaging is in stappen verlengd en geldt nog tot en met 31 december 2025.
De tijdelijke korting bedraagt:
- Benzine: -21 cent per liter (excl. btw)
- Diesel: -13 cent per liter (excl. btw)
- LPG: -6 cent per liter (excl. btw)
Na btw komt dit voor benzine neer op een voordeel van zo’n 25,8 cent per liter aan de pomp.
Als de tijdelijke korting in 2026 vervalt, betekent dat een directe stijging van de brandstofprijzen. Voor benzine zou dat een prijsstijging betekenen van bijna 26 cent per liter, wat fors is – zeker als de olieprijzen in die tijd ook stijgen. Voor een volle tank van 50 liter is dat ruim 13 euro extra.
Hoe zit dat in België en Duitsland?
Nederlanders die dicht bij de grens wonen, tanken regelmatig in België of Duitsland. Niet voor niets: de brandstofprijzen zijn daar vaak lager, mede door lagere accijnzen.
België
- De accijnzen op benzine liggen iets lager dan in Nederland.
- België past de accijnzen deels automatisch aan op basis van de olieprijs via het zogenaamde cliquetsysteem, wat schommelingen dempt.
- In april 2024 lag de benzineprijs rond de €1,75 tot €1,80 per liter, afhankelijk van de regio.
Duitsland
- Duitsland heft lagere accijnzen dan Nederland, vooral op diesel.
- De brandstofprijzen zijn wel gevoelig voor regionale verschillen en de milieuzones in steden.
- In april 2024 betaalde men gemiddeld €1,80 tot €1,85 per liter benzine.
Nederland
- In dezelfde periode lag de gemiddelde benzineprijs in Nederland – mét accijnskorting – rond de €1,95 tot €2,00 per liter.
- Zonder accijnskorting zou dit boven de €2,20 per liter uitkomen.
Gevolgen voor automobilisten
Als de accijnsverlaging verdwijnt, zullen Nederlandse automobilisten de gevolgen direct merken. Niet alleen stijgt de prijs aan de pomp fors, maar het verschil met België en Duitsland wordt dan nóg groter. Dat kan zorgen voor:
- Meer tanktoerisme in grensregio’s
- Hogere transportkosten, die kunnen doorwerken in prijzen van goederen
- Toenemende druk op de politiek om opnieuw in te grijpen
Politieke discussie
De vraag is nu: wat gaat er gebeuren in 2026?
Het kabinet heeft de accijnsverlaging meerdere keren verlengd vanwege maatschappelijke druk. Maar de structurele belastingopbrengsten lijden eronder. In tijden van begrotingskrapte is het onwaarschijnlijk dat de korting permanent wordt.
Toch kan een plotselinge stijging van meer dan 25 cent per liter leiden tot politieke weerstand en maatschappelijke onrust. Zeker als dit samenvalt met andere prijsstijgingen.
De brandstofprijzen in Nederland worden sterk bepaald door accijnzen. Dankzij de tijdelijke verlaging is de pijn nu beperkt, maar dat verandert per 1 januari 2026. Als er geen nieuwe maatregelen komen, stijgt de prijs van benzine met 25,8 cent per liter. Daarmee wordt het verschil met België en Duitsland weer groter, wat leidt tot hogere kosten voor consumenten én bedrijven.
De komende periode zal de politiek moeten besluiten: kiezen ze voor financiële ruimte of voor koopkrachtbescherming van de burger?